“Als je jezelf ooit alleen mocht voelen en stilletjes in jezelf bent zal ik de wind
zijn die door je haren waait en het gras wat tussen je tenen kriebelt, voel maar
goed want dat ben ik”.
Wat zich ooit in liefde verbonden heeft in
mijn hart zal nooit meer verdwijnen, dat is de les die het leven mij heeft
geleerd door de jaren heen, het zijn draadjes van verbinding, onzichtbaar en
inmiddels ook ontelbaar, ze maken mij tot wat ik nu ben en bij tijd en wijle
loop ik al deze verbindingen na, als was het alleen maar om te voelen wie er
nog aanwezig is en dan zijn ze er nog allemaal, vaak verbaas ik me daar wel
over.
De plaats die ergens verscholen ligt tussen
wat ooit had kunnen zijn en wat er nog overbleef nadat er in een
onvermijdelijkheid weer een wending in mijn leven was gekomen waar ik naar te
luisteren had, het is een plek waar ik mijn gevoelens de baas moet zien te
worden en graag wil leren mijn hart geopend te kunnen laten, het afsluiten ervan is voor mij nu eenmaal een stuk bekender, het zijn de sporen op mijn ziel.
Zo richt ik mijn vragen nu maar weer aan de
sterren want van dit aardse heb ik nog nooit zoveel begrepen, telkens als ik
ook maar enigszins dichter bij wat “waarheid” is lijk te komen ga ik in een
tempo van drie vooruit, twee terug en probeer ik mezelf groter te maken dan ik
in werkelijkheid ben, hoe groot is mijn hart eigenlijk?
Ik strek mijn handen naar de Hemel, op zoek
naar iets wat er misschien helemaal niet is en misschien moet ik er maar eens
mee ophouden met al dat zoeken van mezelf in een ander, waarschijnlijk is dat
de simpelheid van een vraagstuk wat groter is dan mezelf, ik vergeef mezelf de
dwaasheid van de gedachte en doe wat ik kan om te blijven wie ik ben, simpel
toch?
Ik wil graag blijven geloven dat er ooit iemand
mijn hand zal pakken om me mee te nemen naar een plaats waar alles als vanzelf
op zijn plek gaat vallen en in iedere vraag die ik nog te stellen heb het
antwoord niet meer nodig zal zijn…..
Ik heb de liefde trouw gezworen, ooit heb ik
dat gedaan en met een heilig vuur wat in mij brandt vecht zich dat iedere keer
weer naar buiten, zet ik mijn schouders recht en kijk de Wereld in, er is
immers nog een heel leven te leven en nog zo verschrikkelijk veel te doen.
Een ridder zonder kasteel en geen land meer te
verdedigen, slechts de liefde, meer is het geloof ik echt niet.
Op de kast een pot met toverballetjes die stuk
voor stuk naar me knipogen en twee boeddha’s met hun gezicht naar het raam en
de deur, ieder balletje een stoute gedachte, ieder balletje een andere kleur,
het is eigenlijk best veilig hier dus vandaag ga ik maar weer eens lachen om
mezelf en mijn eigen gedachten, kinderen moeten toch immers spelen?
Vanavond ga ik stenen rapen en laat ze ketsen
over het water, drie, vier, misschien wel vijf of zes keer, als ik zeven keer
gehaald heb dan ben ik de held van de dag en stap daarna tevreden in mijn
sponde.
"Sterren tellen en mijmeren bij een halfgeopend
raam, misschien zit ze wel onder haar appelboom, laat ik de wind dan zachtjes door heur haar waaien, grassprietjes
tussen haar tenen kriebelen en met een zachte glimlach op haar gezicht weet ze mij dan bij zich,....
Namastè
!!!