woensdag 30 november 2011

Van muizen, kikkers en slakjes









Ik loop door mijn tuintje en droom een perenboom met grote peren die naar meloen smaken, ze hebben ook een ander kleurtje en mooie rode streepjes.
De druiven zijn zo groot geworden als een flinke citroen en iedere druif heeft een ander smaakje, het zijn feestdruifjes.
Ik pluk er eentje, stop hem in mijn mond en begin te krimpen, ik word kleiner en kleiner, totdat ik zo klein ben geworden dat de grassprietjes wel een oerwoud lijken te zijn geworden.
Sjongejonge, de wereld van mijn tuintje ziet er ineens wel heel anders uit nu.
Ik kijk mijn ogen uit en begin te dwalen door deze wereld die ik van tevoren nog nooit gezien heb op deze manier, en dan te bedenken dat ik er vaak maar overheen stap alsof het maar klein en nietig is.



Na een klein half uurtje gelopen te hebben ben ik aangekomen bij het bedje waar de worteltjes staan, reuze wortelen in dit geval en ik probeer er eentje uit de grond te halen, worteltjes zijn immers goed voor je ogen en je gaat er mooi recht op van zitten, tenminste, dat zei mijn moeder vroeger altijd.
Het is een onmogelijke opgave zonder het juiste gereedschap, ik ben nu veel te klein om dit in mijn eentje te kunnen doen, na een poos te hebben gerukt en gesjord, besluit ik het eten van worteltjes maar aan de konijntjes over te laten.
“Aardbeien”, bedenk ik me ineens, die staan hier vlakbij, en ik ga verder, het ondertussen wel jammer vindend dat ik geen worteltjes heb kunnen eten, ik had er net zo’n zin in.
De stoeptegels had ik ook wel wat beter kunnen leggen want ik moet iedere keer over een hele hoop hobbels en bobbels heen klimmen en de grassprietjes die er tussen staan had ik er ook wel beter tussenuit kunnen halen, het is er allemaal niet gemakkelijker op geworden nu ik maar zo klein ben, pfff wat een rotzooitje zeg!!!




“De aardbeien”, ze staan in een houten bak met hoepels waar netten overheen gelegd kunnen worden in de zomer zodat de vogeltjes ze niet allemaal opeten, “vergeet het dus maar”, de rand van die houten bak is veel te hoog om overheen te kunnen klimmen en dan heb ik nog een touw nodig om langs de andere kant weer naar beneden te kunnen klimmen, de zoveelste onmogelijke opgave, het is niet zo eenvoudig om klein te zijn, dat blijkt wel.
Ik weet dat er aan de andere kant van die houten muur lekkere dikke sappige, mooie rode aardbeien staan maar ik kan er niet bij, het water loopt me in de mond, er moet toch een manier zijn?
Langzaam schuift er een slak voorbij en ik tik haar zachtjes tegen haar huisje aan, “meneer of mevrouw slak”, weet u misschien een manier om bij de aardbeitjes te komen?
De slak mompelt voor zich uit, mijmert een beetje en zegt na een poos, “een hele tijd geleden, misschien wel een paar zomers, toen stond die muur er nog niet en toen was het allemaal veel gemakkelijker hier, die grote man komt hier altijd op de gekste momenten en timmert en rotzooit maar wat aan, iedere keer gooit ie hier de hele boel op zijn kop, het word er voor ons allemaal niet beter op met al dat gerommel in de tuin.
Ik ben onderweg naar de andijvie, daar kan ik tenminste nog wel gemakkelijk bij, een oplossing heb ik niet voor je, nee, geen oplossing”.



Goed, geen aardbeien en ook geen worteltjes daar moet ik me bij neerleggen, jammer maar helaas en nu begint het ook warm te worden, ondertussen ben ik ook een beetje moe geworden van al dat  lopen en klimmen.
Met mijn rug ga ik tegen de houten muur zitten en het zonnetje speelt over m’n gezicht, “effe mijn oogjes dicht doen”, denk ik en ik doezel zomaar weg.
Het najaarszonnetje streelt mijn gezicht en af en toe blaast de wind, het is hier heerlijk rustig.
Nooit heb ik geweten dat mijn tuintje zo’n immense schoon en grootsheid had, daar stap je als groot mens wel erg snel overheen en ik neem mezelf voor om in het vervolg alles maar eens wat beter te gaan bekijken, het is de moeite wel waard besluit ik, er is nu slechts wat windgeruis en in de verte wat geluiden van vogeltjes.




Na een poosje, als de zon werkelijk op haar hoogste punt staat, hoor ik een zacht gekwaak net naast mijn oor, het is een kikkertje, net zo groot als ikzelf nu ben.
Ze is mooi bruin van tekening en heeft een paar bolle gitzwarte ogen.
Ik weet nog dat in de periode dat ik mijn tuinhuisje aan het bouwen was er een kikkerfamilie onder de houtstapel woonde die ik verplaatst heb om ruimte te maken voor mijn huisje, dat ging me toen echt aan het hart maar er was echt geen andere mogelijkheid, de kikkertjes zouden hun eigen weg wel zoeken, er was immers plek zat in de tuin en de sloot was dicht bij.
Ik vroeg het kikkertje waar het nu was gaan wonen en of ze het er een beetje naar haar zin had op haar nieuwe plekje…
Nieuwsgierig keek het beestje me aan en ze vroeg me, onder af en toe een zacht kwaakgeluidje, hoe of ik wist dat ze was moeten verhuizen, er kwam alleen maar een grote man in de tuin die af en toe alles op zijn kop zette en daarna weer tijden wegbleef, zo’n kleintje zoals ik had ze nog nooit gezien.
Gemakshalve praatte ik er maar snel overheen, verzon een excuus en zei dat ik slechts op doorreis was en voor de tweede keer vroeg ik waar ze nu dan woonden en of ze het wel naar hun zin hadden op hun nieuwe stek.
Omdat ik het zo graag wilde weten wilde ze wel kwijt dat ze tegenwoordig onder het nieuwe huisje woonden, ver van de bemoeienissen van die grote vandaal en lekker dicht bij de rand van de sloot waar dit jaar genoeg muggen en allerlei ander eten voorhanden was dit jaar, gelukkig vergat ze door al haar gepraat haar eerdere vraag.



Terwijl het kikkertje zat te vertellen hoe moeizaam de verhuizing was geweest en hoeveel tijd het de familie had gekost om aan hun nieuwe plek te wennen en weer opnieuw in te richten zat ik me inwendig diep te schamen en besloot wijselijk mijn mond te houden over wie ik in werkelijkheid was, ik stond er eigenlijk een beetje van versteld toen ze me uitnodigde om mee een kijkje te gaan nemen in hun nieuwe onderkomen.
“klim maar op mijn rug”, zei ze, “dan neem ik je mee om je voor te stellen aan de rest van mijn familie, we hebben na de verhuizing nog gezinsuitbreiding gehad en ons nieuwe huisje is wel druk maar ook erg gezellig.
Zo gezegd, zo gedaan en na een hoop gehipt en gehopt te hebben, kwamen we na een korte tijd bij de rand van de sloot aan, het gras stond er hoog, tijdens mijn jaarlijkse schoonmaakronde was ik er nog niet aan toe gekomen om de sloot schoon te maken, mooi hoor dat hoge gras en riet, een wereldje op zichzelf.




Er zat een gaatje in de boord van de schoeiing van de sloot en daardoor kropen we onder de vloer van het huisje wat ik zelf afgelopen zomer gebouwd heb, ik had er echt geen weet van dat er onder mijn voeten zoveel drukte en tumult was.
Van het afvalhout wat was overgebleven en wat ik al tijden had rond laten slingeren hadden ze de hele ruimte gemeubileerd en het was er een drukte van jewelste, een hele hoop kikkertjes die het maar druk hadden met elkaar.
Ik heb eigenlijk nooit geweten dat kikkertjes een gezinsleven hadden, bedacht ik me ineens en ik keek mijn ogen uit bij het zien van zoveel bedrijvigheid.
Stapelbedjes in de hoeken en in het midden een heel erg groot zitgedeelte, tegen de rand van de sloot een uitgebreide keuken, kortom, aan alles was gedacht.
Ik nam me heilig voor dat, als ik nog ooit uit de situatie kwam dat ik zo klein zou zijn, ik voortaan wat rustiger door mijn huisje zou lopen om dit gezellige leventje niet te verstoren, wat het eten van zo’n feestdruifje al niet teweeg kan brengen.



Ondertussen begon het buiten te schemeren, door de kieren van de vloerplanken werd het licht steeds minder fel, de activiteiten om me heen werden ook steeds minder en de geluiden verstomden langzaam, de kleinste kikkertjes lagen al lekker in hun warme bedjes te slapen.
Tijd om te vertrekken vond ik en ik moest onderhand ook maar weer een manier gaan zien te vinden om weer te kunnen groeien, “hoe zou ik dit voor elkaar kunnen krijgen”, ik had werkelijk geen flauw benul.
Na afscheid genomen te hebben ging ik dezelfde weg terug en ik kroop door het kiertje, langs het gras omhoog door de sloot weer terug de tuin in.
Het was alweer bijna donker toen ik goed en wel weer bij de vloer van het huisje aankwam, dit maal boven op de vloer in plaats van eronder.
Onder de vloer was het drukke leventje en het geluid daarvan  inmiddels helemaal weggeëbd, er was geen kwaakje meer te horen, hooguit een zacht en ritmisch snurkje van een grote kikker die  waarschijnlijk erg moe was van een drukke dag.

Het was volle maan en de hele hemel stond vol met een sterren pracht, er was licht genoeg om te kunnen zien waar ik liep en ondertussen rammelde ik van de honger, een plaatsje voor de nacht moest ik ook nog zoeken.
Op mijn zoektocht naar een geschikt plekje kwam ik een verdwaald feestdruifje tegen, het lag daar nietszeggend in een hoekje, “jippie, eten en drinken tegelijk”,  dacht ik bij mezelf, "hoe gemakkelijk kan het zijn".
Na het opeten van het druifje was ik verzadigd en rolde me tevreden op in een hoekje waar het beschut was en viel in een diepe en droomloze slaap, “mmm, feestdruifjes, toch wel een apart smaakje”, was de laatste gedachte die ik had voordat ik insliep.




De zon begon al weer langzaam tegen de hemel aan te klimmen toen ik wakker werd, ik vond het eigenlijk wel een beetje vreemd om wakker te worden op de vloer van mijn tuinhuis en begreep eigenlijk niet zo goed hoe ik hier terecht was gekomen, echt wakker was ik nog niet.
Ik kneep mezelf een goed in mijn arm om te kijken of ik alles niet gedroomd had, een beetje raar vond ik het allemaal wel en mijn hoofd voelde nog een beetje duizelig.
Nog half slaapdronken drong het tot me door wat ik de dag ervoor had meegemaakt en ik zag dat ik tijdens mijn slaap weer was gegroeid tot normale grootte, dat kwam natuurlijk door het eten van het druifje wat ik gisteren nog had gevonden.
Ik legde mijn oor tegen de vloer te luisteren en jawel, een gekwaak van jewelste daar beneden, ik had het dus niet gedroomd, nee, gedroomd had ik het niet.
Ik nam me heilig voor om voortaan mijn tuintje met wat meer eerbied te betreden en wat voorzichtiger te zijn tijdens mijn opruimingen en verbouwingen.
Achter in het hoekje van de tuin zat een muisje nieuwsgierig naar me te kijken vanuit zijn holletje, leuk dat jij ook in mijn tuin woont, bedacht ik me ineens, je was hier tenslotte eerder dan ik.



Van nu af aan ga ik het anders aanpakken hier, een beetje meer de tijd nemen om rustiger om me heen te kijken en af en toe eens op mijn knieën te gaan zitten om wat beter te kijken wat er allemaal leeft in mijn tuin.
Van het afvalhout wat om mijn huisje heen lag maakte ik die dag wat kleine meubeltjes die ik met een glimlach op m’n gezicht kriskras door de tuin verspreidde.
Na dat gedaan te hebben ging ik huiswaarts om eens een nachtje in mijn eigen bedje te slapen, ik was immers al 2 dagen niet meer thuis geweest en ik rammelde alweer van de honger.
De volgende dag, toen ik weer op mijn tuintje terugkwam, waren alle meubeltjes die ik de dag tevoren achter had gelaten van hun plaats verdwenen, ik zag voor het muizenholletje een bankje staan wat ik die dag ervoor gemaakt had,  waarschijnlijk stond er ook wel een gedeelte van de gemaakte meubeltjes bij de kikkertjes, die konden ook nog wel wat gebruiken.
Op het bankje zat het muisje die in een jolige bui zijn duimpje omhoog stak en ik zwaaide tevreden terug, mooi, zo kan het ook, dacht ik bij mezelf, het leven is simpel......




Tot zover maar weer....;-))