Er zou een heks voor de maan door vliegen op een bezemsteel en
tegelijkertijd zouden dan alle boze dromen weer verdwijnen, met dit beeld voor
mijn ogen werd ik wakker.
De verpozing die de slaap me moet brengen alsmede de
rust die er momenteel dus niet is, ik slaap maar weinig en niet vast genoeg om
uitgerust te raken.
Tegelijkertijd is mijn dagelijkse gang maar erg roerig voor
me en ik krijg veel prikkels in een keer binnen, moeilijk om dan de verschillende
energieën nog te kunnen scheiden, wie is wat en hoe zat het ook alweer, dit
overvalt me op de gekste momenten van de dag.
’s Avonds en ’s nachts dan droom ik mijn eigen wereldje, als het huis hier niet meer
schreeuwt en er geen geroezemoes meer is, dan stap ik in mijn bootje en reis ik
af naar een plaats die droomloos en rustig is.
Er is daar niemand die het
waarom van mijn dwaze acties hoeft te weten en alle vragen worden op een
brandstapel gegooid, ik dans met trollen en kabouters om het vuur heen, blij en
verbonden in een roes waarin de droom niet meer nodig is.
Hier is alles helder
voor me, er is nog slechts het moment wat er telt en als ik mijn ogen openmaak,
nat bezweet, de cadans van de trommels weg aan het sterven is, zie ik een paar elfjes in de bomen zitten
die me een knipoog geven en wenken.
Ik begeef me naar de zoom van het woud en de maan ruist
zachtjes, elfjes die zachtjes giechelen en bij elke beweging die ze maken valt
er een glinsterend stof van hun vleugeltjes, “sterrenstof”, de magie van het
woud en de bergen die erachter liggen.
Hier wil ik zijn, in al mijn
nieuwsgierigheid, onbevangenheid, laat ik alles wat me belemmert achter me, in
de bergen die achter het woud liggen woont een nieuw huis voor mij.
Zachtjes spreken
stemmen van stilte de belofte, als ik nu doorga komt het goed, er zal een licht
zijn om me te leiden en als ik eenmaal door het bos heen ben dan hoef ik alleen
nog maar de beek naar de bron te volgen.
Hier hoef ik geen energie meer te
verzamelen om die vervolgens vast te moeten houden ter bescherming van mijn
ego, ik hoef hier slechts te zijn.
Alles is voorhanden, ik bouw een huis in een grot en daar
brand een eeuwig vuur, daar hoef ik in deze wereld zelf niets aan te doen, hier
zijn geen koningen en lakeien en mijn narrenkap ligt thuis onder mijn bed.
Het volk
keer ik de rug toe want alles is slechts schijn en de meeste van mijn grappen
heb ik al gegeven, “vermaak” verstopt onder een mom.
De nacht is hier altijd
zonder wolken en aan het firmament staan iedere nacht de mooiste sterren, in
deze droom wil ik blijven wonen, hier is mijn eigenlijke thuis.
Twee kleine
fretjes die ik tegen ben gekomen op mijn
reis hiernaartoe zijn bij me ingetrokken en ik vermaak me dagelijks met een
glimlach om hun dwaze capriolen, nu zitten ze naast me in de vrede van deze
nacht.
Ik steek mijn beide handen uit naar het al en pluk er twee
sterretjes uit, de ene voor mijn linker
en de ander voor mijn rechter vriendje, een zacht geknor en gekir is hierdoor
mijn deel, het is goed zo, dit voelt goed.
Nu dan zweeft de grootste ster tot
ergens voor mijn neus en alles om mij heen wordt helderblauw en zacht, de kern
van het licht is geel.
Dit omarm ik met mijn energie en pas nu voel ik hoe
alles universeel is, ik ben in alles en alles is in mij, ik adem rustig in en
ook weer uit, de eenvoud van het zijn.
Zo creëer ik alles wat ik nodig heb zelf
om me heen en weet dat het zo goed is.
Hier op deze plaats mag ik zijn, zonder
oordeel, zonder waarden en zonder woorden, slechts zijn…
..”Dromen”.